Geesje Duursma
De Pleats Ondernemerschap

Ûs Miensker

Ik schreef al eens eerder over de extremiteiten van het online shoppen. Dat er om tien uur ‘s avonds iemand van Coolblue aan je deur staat om mijn zoon dat ene ontbrekende onderdeeltje van zijn project te bezorgen. In de middag besteld, dezelfde avond nog in huis. Ik trok toen ook al een wenkbrauw op. Mooi dat het kan, maar wat kost het onze maatschappij om dit mogelijk te maken? Wat kost het ‘de gemeenschap’?

Over die vraag dacht ik na toen ik door ûs Miensker liep. Miensker is oud-Fries voor gemeenschappelijk gebruik van grond. Daarop werd collectief gehooid en kon vee van verschillende boeren grazen.  Vertaal je dit naar deze moderne (inmiddels corona)tijd, dan zou je kunnen zeggen dat dit het gemeenschappelijk gebruik van de openbare ruimte is. Ik denk dan aan de pleinen die gebroederlijk en gezamenlijk door horeca-ondernemers werden uitgebaat bij de heropening van 1 juni jongstleden.  Of de extra terrasruimte op straat die de lokale overheden aan diezelfde ondernemers beschikbaar stelden. Delen van ruimte omdat we die ruimte nu nodig hebben als dorp.

Mienskip

Bij miensker denk ik ook aan mienskip. Aan een niet-Fries uitleggen wat mienskip betekent is lastig, het vertalen als ‘gemeenschap’ is een optie, maar dan zit de gevoelslaag van het woord er niet in. Bij een onderzoek naar wijken werd de term gemeenschap beschreven als: “een regeling waarbij individuen meerdere belangrijke persoonlijke doelen behalen, door het samenwerken met anderen. ”Nee, dit is het ook niet, veel te afstandelijk”. De Fryske Akademy geeft een soortgelijke definitie. Een ‘mienskip’ is volgens de academie een eenheid van personen die in een bepaald opzicht een band met elkaar hebben. Dan komen we al dichterbij de betekenis. Band, het gaat om een band. 

In het Engels wordt het begrip miensker vertaald als ‘common land’ of commons. En dat betekent op zijn beurt weer ‘gewone burgers’ en ‘gemeenschappelijke maaltijd’. Ook hier voel je het ‘samen’ beter dan in het woord gemeenschap. Belangrijke doelen, samenwerken met anderen, personen die een band met elkaar hebben en gewone burgers, met deze taaloefening kom ik bij ons winkelcentrum. Voor wie en van wie is het winkelcentrum ûs miensker? De voorzieningen op een dorp, hoe smeden die een band die we uitdrukken met het woord miensker? Nu we noodgedwongen veel binnen zijn gebleven en online onze spullen gingen bestellen, wat is er nu nog over van ûs miensker? 

Middenstander

Met lede ogen zie ik het Coolblue-autootje stoppen voor mijn deur, mijn zoon kan door met zijn project, maar kan de middenstander van het winkelcentrum ook door? Wie weet er bovendien nu nog met welk project mijn zoon bezig is? Niet de bezorger van Coolblue, die rijdt door naar het volgende dorp, naar een ander, die ook stante pede een onderdeel van zijn project in huis wil hebben. 

“Koopt in den vreemde niet wat uw eigen dorp uw biedt”. Het is een oude uitdrukking, maar wat mij betreft is het actueel. Dus… zullen we gewoon weer -op gepaste afstand weliswaar- de gemeenschappelijke grond gebruiken, de grond die verbindt? Dan wachten we maar een dagje met ons project. Enne… grote kans dat de middenstander nog wat toevoegt aan je project, hij kent je tenslotte. 

Delen via

Zoeken naar: